Dit was het Debat van De Ensors

Tijdens het Debat van de Ensors gingen regisseur Frank Van Passel (Manneken Pis, De Smaak van De Keyser), Panenka-producent Kato Maes, Vlaams Minister van Media Benjamin Dalle, De Standaard-journalist Valerie Droeven en VAF-intendant Koen Van Bockstal in gesprek over de toekomst van de Vlaamse film- en tv-industrie. Alle deelnemers brachten hun eigen stelling mee over de audiovisuele sector van vandaag. Als uitgangspunt analyseerden allen de Ensorgenomineerde makers en projecten.

Het Debat van De Ensors

Langetermijnvisie

Wat regisseur Frank Van Passel vooral opvalt wanneer hij de Ensornominaties ziet, is hoeveel debuutfilms er op de lijst staan. “Bovendien halen de films, deels door de pandemie, weinig publiek, is de financiering versplinterd, zitten de distributeurs in moeilijkheden en staat het VAF, het belangrijkste orgaan voor financiering, onder enorme druk. Kortom, de middelen die voorhanden zijn, volstaan niet. We laten mensen debuteren, maar eens ze gedebuteerd zijn, laten we ze aan hun lot over”, concludeert Van Passel. 

Vlaams Minister van Media Benjamin Dalle beaamt dat de vraag naar een langetermijnvisie zeer pertinent is. Hij benadrukt echter ook de nood aan flexibiliteit, om zo rekening te kunnen houden met bepaalde tendensen, zoals digitale televisie. Ook de nood aan middelen is hoog, al wil Dalle dit wel in perspectief plaatsen: “Eén aflevering van Game of Thrones kost evenveel als het budget voor het VAF Mediafonds van dit jaar, dus we vechten met ongelijke wapens”.

Van Passel haalt aan dat de budgetten vanaf 2023 lager zullen liggen dan in 2019:  “Die middelen volstaan gewoon niet om de jonge mensen in de sector perspectief te bieden op een toekomst”. Ook producent Kato Maes komt met een treffende vergelijking: “Daens (1992) kreeg destijds 800 000 euro steun voor creatie, met een inflatie van 40 procent is dat het equivalent van 1 270 000 euro. Ter vergelijking: Niet Schieten (2018), de meest recente film van Daens-regisseur Stijn Coninx, ontving slechts 650 000 euro steun.”

Valerie Droeven poneert: “Als we de middelen niet hebben, moeten we onze ambities aanpassen. Welke sector willen we zijn: internationaal, Vlaams of Belgisch? Als er weinig middelen zijn, moeten we er zo effectief mogelijk mee omspringen”. Benjamin Dalle werpt op dat er nog nooit zoveel werd geïnvesteerd in film en tv. Alleen al in zijn Mediafonds is er een stijging van 1 miljoen euro. Hij geeft ook het voorbeeld van Arcadia, een nieuwe, ambitieuze reeks die wordt gemaakt in samenwerking met NOS en de Duitstalige omroep. Enkel de internationale middelen maakten de erg dure productie mogelijk.

Ministerie van Pistolets

Voor film is het moeilijk om financiering rond te krijgen, waardoor het dus erg lang duurt om een film te maken. Deels ligt dat aan het versnipperde beleid van de audiovisuele sector. De bevoegdheid over film ligt namelijk bij Vlaams Minister van Cultuur Jan Jambon, en de bevoegdheid over games en tv-reeksen ligt bij Vlaams Minister van Media Benjamin Dalle. Het Vlaams Audiovisueel Fonds moet hierdoor een beheerovereenkomst sluiten met twee verschillende departementen die allebei hun eigen financieringsmogelijkheden, regels en beperkingen hebben. Van Passel merkt op: “In essentie is er geen verschil tussen reeksen en films. Dit is alsof je een ministerie hebt voor gesneden brood en een ministerie voor pistolets.” De bevoegdheden zouden dus eigenlijk moeten worden samengevoegd. VAF-intendant Koen Van Bockstal erkent het probleem: “Ik had de ambitie om naar één beheersovereenkomst te gaan, maar dat is jammer genoeg niet gelukt. Over vier jaar probeer ik het opnieuw. In de sector zie je veel convergentie tussen game, serie en film, het is dus logisch dat alles bij elkaar zit.” 

Generation Stream

De volgende stelling waarover het panel in debat gaat, is  van Vlaams Minister van Media Benjamin Dalle. Hij poneert dat het beleid en de sector vooral wendbaar en innovatief moeten zijn. Jongeren kijken immers meer content op sociale media en via streamingplatformen dan lineaire tv en gaan ook minder naar de cinema. Voor Dalle is flexibiliteit een do or die voor de sector en een grote uitdaging voor de overheid. 

De andere panelleden zijn het grotendeels eens met deze stelling. “Het is belangrijk dat we beslissen wat we willen zijn als Vlaanderen in die veranderde wereld,” stelt Droeven. “De streamingdiensten die hier de markt beheersen zijn allemaal in handen van de Verenigde Staten. Als Vlamingen kunnen we een graantje meepikken door onze reeksen te verkopen, maar dit veroorzaakt vaak een braindrain naar het buitenland van onze mensen”. Als voorbeeld verwijst ze naar de game-industrie, waar Howest topmensen aflevert die daarna in grote buitenlandse AAA-studio’s werk moeten zoeken.

“Gaan we Dertigers blijven maken, of is onze ambitie reeksen als Arcadia?” Bovendien stelt Droeven dat nieuwe, populaire Vlaamse reeksen als Twee zomers een heel breed publiek bedienen, terwijl streamingplatformen net content maken voor de niches, zoals bijvoorbeeld met Euphoria en Game of Thrones. “Er zal altijd te weinig geld zijn, maar we moeten scherpere keuzes maken”, besluit Van Passel.

Het panel is ook een grote voorstander van een verhoging van de bestedingsplicht voor streamingplatformen. Minister Dalle verduidelijkt dat er hard aan gewerkt wordt, maar dat het heel complexe materie is. Toch is twee procent te laag. “In Frankrijk zitten ze bijvoorbeeld al aan acht procent”, verklaart Kato Maes. Droeven benadrukt dat Disney+ onlangs bekendmaakte dat ze advertenties zullen werven over de hele wereld, en dat dit een heel groot effect zou kunnen hebben op de advertentie-inkomsten van bijvoorbeeld VTM GO. Benjamin Dalle bevestigd dat veel advertentie-inkomsten zijn weggevloeid naar het buitenland. 

Ook bij filmcrews is er een grote braindrain bezig, stelt Van Passel: “De vele buitenlandse producties zijn een grote concurrent voor de Vlaamse producties, waardoor er beknibbeld wordt op het aantal draaidagen. Er ontstaan toestanden die echt niet oké zijn. De werkdruk is enorm hoog. In 1990 werden bijvoorbeeld voor Moeder, waarom leven wij? voor 50 minuten tv 17 draaidagen uitgerekend. Nu is de standaard draaidag voor zo’n aflevering 9 dagen. Het is waar dat de technologie erop vooruit gegaan is, maar het is nog steeds te weinig”.

Representatie

Valerie Droeven kiest voor een polariserende stelling en vraagt zich af of het geen hoog tijd wordt om genderquota op te leggen in de audiovisuele sector. Zij ziet in de lijst van de Ensorgenomineerden immers vooral mannen staan. Van Bockstal deelt haar bezorgdheid, maar het VAF is geen voorstander van genderquota. Ze zouden liever inzetten op een positieve stimulans, zoals een impulspremie, wanneer een project zeer nadrukkelijk de genderbalans realiseert. Droeven stelt dat dit eigenlijk een groter maatschappelijk probleem is, maar dat ze specifiek wil aankaarten dat de gatekeepers voor content hoofdzakelijk mannen zijn. Ze mist vrouwelijke scenaristen en dus ook vrouwelijke verhalen: “Als je kleine, eerlijke verhalen wil vertellen, moet je alle stemmen horen”. 

Van Passel is het ermee eens dat er soms drastische beslissingen nodig zijn, want er is niet altijd een doorstroom van vrouwen uit een filmopleiding naar sets: “Het setleven is complex en de combinatie met een gezin is vaak moeilijk. Dit is uiteraard ook een mannelijk probleem, want mannen laten de verantwoordelijk over de kinderen nog steeds te vaak aan vrouwen over”. Hij concludeert dat mensen als Adil en Bilall enorm veel helpen op vlak van representatie, maar dat de filmscholen nog altijd vrij wit zijn. “We moeten overigens niet gewoon de filmscholen volsteken, we moeten mensen ook verder helpen om een carrière uit te bouwen.”

Herbekijk het debat